Proefschrift Herman Wesselink

Op donderdag 21 juni 2018 verdedigde Herman Wesselink aan de Vrije Universiteit in Amsterdam zijn proefschrift, met de titel ‘Een sterke toren in het midden der stad. Verleden, heden en toekomst van bedreigde Nederlandse kerkgebouwen’, en behaalde daarmee zijn doctorstitel. Gedurende de periode 2012-2017 verdiepte Herman Wesselink zich in kerkgebouwen uit de periode 1800 tot 1970. Hij ontwikkelde een database over de nog bestaande kerkgebouwen uit deze periode (gevisualiseerd op een digitale kaart van Geoplaza) en formuleerde een aantal criteria voor het behoud ervan.

Herman Wesselink was al jong geïnteresseerd in kerkgebouwen. Hij studeerde kunstgeschiedenis aan de VU, met als specialisatie architectuurgeschiedenis. Na het behalen van zijn bachelor volgde de master erfgoedstudies, tijdens welke hij zich toegelegde op vraagstukken rond de (her)bestemming van monumentale kerkgebouwen.

Vier criteria

Kennis van kerkgebouwen is noodzakelijk, zeker nu er veel op de nominatie lijken te staan om hun functie te verliezen en/of te verdwijnen. Herman Wesselink neemt in zijn proefschrift vier criteria op die volgens hem van belang zijn voor de waardering van een specifiek kerkgebouw. Het begint met twee bekende: de architectuur van het gebouw en de stedenbouwkundige ligging. Vervolgens noemt Herman Wesselink het interieur en de kerkhistorische betekenis.

Samenhang

Met deze laatste twee legt Herman Wesselink een verbinding tussen de materie en het spirituele. Kerkgebouwen én hun oorspronkelijke betekenis zijn in zijn visie gezamenlijk van belang als het gaat om waardering, toekomst en bescherming. Dit is een even ingewikkelde als interessante gedachte in een tijd die kerkgebouwen graag ziet als – weliswaar – objecten van religie, maar toch – vooral – als cultuurhistorisch van belang.

Sacraliteit

Tijdens de verdediging van zijn proefschrift bleek dat Herman Wesselink aanvankelijk het begrip ‘sacraliteit’ als criterium hanteerde, hetgeen hij in de uiteindelijke versie verving door het interieur op zich, dat al dan niet oorspronkelijk en gaaf een bepaalde uitstraling heeft. Sacraliteit bleek namelijk een moeilijk te hanteren begrip, niet alleen omdat het een subjectieve beleving betreft. Anders dan vaak wordt gedacht is sacraliteit niet alleen in rijk gedecoreerde katholieke kerkgebouwen te ervaren. Ook in heel sober ingerichte ‘kale’ kerkgebouwen is het te vinden.

Kwetsbaarheid

Het is mooi dat Herman Wesselink in een tijd van herbestemming en onttovering opkomt voor de samenhang van de stenen met datgene dat ze uitdragen. Die beleving is namelijk kwetsbaar. Op het moment dat een kerkgebouw niet meer voor de eredienst wordt gebruikt, verliest het ook vrij snel de daarbij horende geest, of zo men wil: beleving. Dit verdient serieuze aandacht bij herbestemming, omdat sacraliteit nu eenmaal niet goed samengaat met allerlei vormen van nevengebruik.

Ontkerkelijking

Een van de opponenten stelde op een heel andere wijze de band tussen materie en inhoud aan de orde. Hij vroeg of de ligging van kerkgebouwen, niet meer in het centrum maar in de woonwijken daar omheen, gevolgen heeft (gehad) voor de ontkerkelijking. Waar soms aan kerkgebouwen te weinig waarde wordt toegedicht zou bij een positief antwoord op deze vraag geconcludeerd moeten worden dat er ook teveel waarde aan het kerkgebouw kan worden toegedicht. Het interessante is nu juist dat het gebouw, de stenen, slechts hun rol kunnen vervullen als mensen er die zorg, beleving en aandacht in leggen. Dat is een belangrijke notie voor toekomstige ontwikkelingen, waar kerkbesturen zich steeds meer bewust van worden.

Copyright © 2020 Kerkelijk Waardebeheer | Website door: Webheld.nl